Inzicht en geluk door filosofie?

De waarde van een spiegel voor geest & hart

“Many of the problems we face are man-made, which isn’t to say that women aren’t responsible for some of them. Perhaps I should say human created problems, for which incomplete education is responsible. In addition to basic education, we need to encourage warm-heartedness, concern for others and compassion. Otherwise, when our marvelous intelligence is led by powerful negative emotions, it invites disaster.
The real source of trouble is in our mind and emotions.”

(Dalai Lama, during a visit at the University of Sydney, June 2013)

Ik zit op een bankje bij een vijver. De filosofielessen op school zijn voorbij. De zon schijnt en er is nauwelijks wind. Vanuit de verte komt een jongetje aanlopen van ongeveer 9 jaar, met zijn moeder – neem ik aan. Ik kijk naar het jongetje: hij jaagt met een vlindernetje op de eenden. Ik voel veel verbazing: zie ik dat echt goed? Ik moet een beetje lachen, omdat het hem niet lukt. De eenden lopen te snel voor hem weg.

Langzaam komt hij dichter mijn kant op. Dan merk ik op: zal ik hem vragen waarom hij dit doet? Ik wacht tot het jongetje zo dicht bij is dat hij mij kan horen. Terwijl hij druk bezig is met jagen, zeg ik ‘hallo’. Hij stopt even, kijkt op, zegt vluchtig ‘hallo’ en gaat weer verder. Dan vraag ik hem: ‘wat ben je aan het doen?’ Zijn lichaamstaal maakt duidelijk dat hij het gevoel heeft dat ik hem stoor. Maar terwijl hij verder gaat geeft hij antwoord: ‘ik probeer eenden te vangen’. Dat had ik al gezien uiteraard, maar wie weet zag hij het anders. Nu we dit hebben vastgesteld, is voor mij de logische vervolgvraag: ‘waarom doe je dat?’ Nu onderbreekt hij zijn jacht. Kijkt mij even aan, kijkt dan weer naar de eenden en zegt: ‘Omdat ik ze lekker vind’. Ik ben met stomheid geslagen: een antwoord dat ik totaal niet had verwacht. ‘Je wilt een eend vangen om hem op te eten?’ ‘Nou nee, want ik heb nog nooit eend gegeten’. Mijn verbazing wordt alleen maar groter. ‘Hoe weet je dan dat een eend lekker is?’ ‘Dat weet ik gewoon’. Ik kan het niet laten: ‘Maar, je hebt nog nooit een eend gegeten?’ Het jongetje raakt een beetje geïrriteerd door mijn vragen. Alsof het er voor hem niet toe doet – de jacht was belangrijker! ‘Een eend is lekker’, zegt het jongetje en hij gaat verder met zijn jacht.

Ik kijk nog een tijdje naar het plezier dat hij beleeft aan de jacht. Dan hoor ik opeens zijn moeder, die aan de overkant van de vijver staat en schreeuwt: ‘Niet doen! Dat netje is niet bedoeld om op eenden te jagen.’ Ik lach en en heel even heb ik de gedachte: ‘Dan heeft hij het zojuist een nieuwe bedoeling gegeven.’ Het jongetje trekt zich niets van zijn moeder aan. Zij geeft het op en hij jaagt verder. Dan heb ik een nieuw idee.

Ik besluit mijn tas op te pakken en langzaam naar het jongetje toe te lopen. Hij ziet dat ik eraan kom, maar is niet bang voor me. Ergens lijkt hij zelfs nieuwsgierig. Hij staat stil. Ik gebruik het moment om hem een nieuwe vraag te stellen: ‘Vinden de eenden het leuk als jij op ze jaagt?’ ‘Nee’, zegt het jongetje resoluut. Dat antwoord was te verwachten. ‘En’, zo vraag ik hem, ‘waarom jaag je dan toch op ze?’ Zijn antwoord is eenvoudig, maar iets minder resoluut. Alsof hij hier nog niet eerder over had nagedacht. Dan zegt hij: ‘Omdat ik het leuk vind.’

Tja,… wat kun je daarop zeggen? Dan draai ik de situatie voor hem om: ‘Hoe zou je het vinden als zij op jou zouden jagen?’ Zijn antwoord is helder: ‘Niet leuk’. Hij lijkt nu een beetje verontrust. Alsof hij het beeld van jagende eenden heeft en dat zeer angstaanjagend vindt. ‘Zou je willen dat zij dat niet zouden doen?’ ‘Ja,’ zegt het jongetje. Maar dan, alsof hij zich ineens iets realiseert, voegt hij toe: ‘Maar ik ben toch sterker’. Dat antwoord stelt hem gerust en tevreden. Reden voor hem om weer door te gaan met zijn vlindernetje. Op jacht.

Ik loop verder. Kijk zo nu en dan om. Ik merk: hij kijkt mij aan, alsof hij een beetje verward is. En nieuwsgierig. Zo’n gesprek had hij niet eerder meegemaakt. Maar ook alsof hij niet helemaal zeker is van z’n laatste antwoord: is ‘sterker-zijn’ inderdaad een goede reden?

Voor mij is het eveneens een bijzondere ervaring. Het laat zo mooi zien waarom ik even daarvoor filosofieles gaf. Waarom ons onderwijs filosofie nodig heeft. Waarom filosofie kan helpen om de problemen die wij in ons leven tegenkomen op te lossen.

§ 1. Socrates in ons onderwijs

“I am a sort of gadfly, given to the democracy by the gods, and the democracy is a large, noble horse who is sluggish in its motions, and requires to be stung into life.”

(Socrates, in Plato, Apology, 30E)

Ik voelde mij die dag meer Socrates dan ooit. De grote Griekse filosoof, een van mijn belangrijke inspiratiebronnen, zei eens dat het ononderzochte leven, het leven niet waard was. Hij begaf zich voortdurend op de Agora (markt) van Athene, om mensen te ondervragen. Let goed op: niet door mensen per se op andere ideeën te brengen, van zijn waarheid te overtuigen of te laten zien dat ze niet wijs waren. Sterker nog: hij ging ervan uit dan anderen wijzer waren dan hij. En als dat niet zo was, kwam dat niet omdat hij de wijsheid in pacht had – maar omdat hij wist dat hij misschien niet wijs was. ‘Alles dat ik weet, is dat ik niets weet,’ luidt een van zijn beroemdste uitspraken. En precies dat, zo leek het Orakel van Delphi te beweren, maakte Socrates juist de wijste mens van Athene.

Socrates heeft het met de dood moeten bekopen. Zijn kritische vragen zouden leiden tot goddeloosheid en de jeugd corrumperen. Dat was de aanklacht, waar uiteindelijk een nipte meerderheid van de jury Socrates schuldig voor veroordeelde. Aanvankelijk kreeg hij nog de mogelijkheid om een alternatieve straf voor te stellen. De reactie van Socrates leidde er toe dat een grote meerderheid hem nu veroordeelde tot de voorgestelde straf: het drinken van de gifbeker. De rest is, zoals ze zeggen, geschiedenis.

Het ideaal van Socrates, het bevragen van mensen, werd duidelijk niet gewaardeerd. In onze liberale democratie lijken we dat anders te zien. Ik zeg ‘lijken”. We horen mensen in en buiten het onderwijs wel vaak zeggen hoe belangrijk het is dat je vrij, zelfstandig nadenkt en voortdurend vragen blijft stellen. Maar in mijn beleving is dit schijn, en geen werkelijkheid.

Als we bijvoorbeeld kijken naar de onderwijspraktijk dan zien we dat leerlingen vooral veel ‘kennis’ tot zich moeten nemen en via – zoveel mogelijk gestandaardiseerde – toetsen moeten laten zien dat ze hier daadwerkelijk over beschikken. Er zijn weliswaar allerlei ‘methodes’ om leerlingen zelf op onderzoek te laten gaan, hun eigen leerstijl te volgen of – bij ons op school – steeds vaker via eigen digitale instrumenten op eigen tempo en niveau te werken. Maar uiteindelijk, zo laten ook onze centrale examens zien, draait het om centraal vastgestelde kennis waarover de leerling dient te beschikken.

Er is een dieper liggende reden waarom het onderwijs zo werkt: het maximaliseren van economische groei. We leven in een wereld die draait om dit ideaal. Het neoliberale kapitalistische ideaal. Leerlingen moeten vooral klaargestoomd worden om ‘productief’ te zijn in een ‘markt’. Dat is ook waarom we in het onderwijs alles willen kwantificeren en het een output-gerichte machine is. Als er discussies ontstaan in de maatschappij over de toekomst van ons onderwijs en wat er anders kan en moet, dan lijkt het alsof er meer is. Alsof onderwijs niet alleen voor de economische groei is. Leerlingen moeten namelijk ook onafhankelijk leren denken, goed kunnen argumenteren en er moet aandacht zijn voor het welzijn en de persoonsvorming van leerlingen. van leerlingen.Maar zodra je de vraag stelt waarom, vinden we steeds hetzelfde antwoord: omdat mensen hierdoor optimaal kunnen functioneren in onze maatschappij. En onze maatschappij, zo redeneren we verder, draait vooral om ‘de economie’. We vinden dit terug in de manier waarop over ‘leren’ wordt gesproken (als iets dat levenslang gebeurt en moet om steeds geschikt te blijven voor de veranderende arbeidsmarkt) en onderwijsbeleid wordt vormgegeven (zo wil de overheid liever geen ‘zittenblijvers’ meer en pleit daarom voor summer schools omdat deze leerlingen geld kosten en later op de arbeidsmarkt komen om productief te zien). Illustratief is de volgende beschrijving van de World Bank Group:

We are living through a period of extraordinary change. The stunning rise of the middle-income countries, led by China, India, and Brazil has intensified the desire of many nations to increase their competitiveness by building more highly skilled workforces. Technological advances are changing job profiles and skills, while offering possibilities for accelerated learning. Persistently high levels of unemployment, especially among youth, have highlighted the failure of education systems to prepare young people with the right skills for the job market, and have fueled calls for greater opportunity and accountability.

Dat ‘leren’ en ‘onderwijs’ niet neutraal en waardevrij is, maar berust op een mens- en maatschappijvisie moge duidelijk zijn en zal ik verder niet uiteenzetten (zie Kusters, 2011 of Visser & Kusters 2015). Zoals in mijn beleving volgens mij ook eenvoudig kan worden vastgesteld dat de neoliberale visie de laatste decennia de invulling hiervan gedenomineerd heeft en nog steeds domineert. Het is precies om deze reden dat de filosofe Martha Nussbaum spreekt van een wereldwijde crisis in onderwijs (Nussbaum, 2010).

Het Socratische ideaal, waarin twijfel en onwetendheid centraal staat en de uitkomst van het gesprek niet van tevoren kan worden bepaald, staat duidelijk op gespannen voet met met het neoliberale ideaal. Zoals mijn vragen aan het jongetje bij de vijver, duidelijk in strijd is met zijn jacht op de eenden. Hij raakt er door verontrust. Zoals ze in Athene bang waren voor Socrates op de markt. En onze samenleving de ‘waarom-vragen’ niet aangaat. Of, als ze wel even benoemd worden, er niets mee doet. Net als het jongetje ‘gewoon’ doorgaat met jagen.

§ 2. De spiegel – in de klas. 

“Education is that process by which thought is opened out of the soul, and, associated with outward things, is reflected back upon itself, and thus made conscious of their reality and shape.”
(Bronson Alcott, Massachusetts onderwijzer, c. 1850)

Vragen stellen, zelfonderzoek en reflectie op alles wat je leert in je leven is de essentie van het Socratische ideaal. En het zou, zo zal ik straks laten zien, de essentie moeten zijn van ons onderwijs. Je zou het kunnen vergelijken met het voorhouden van een spiegel: iemand laten kijken naar zichzelf. Niet naar de buitenkant – je uiterlijke verschijning. Maar kijken naar zijn of haar eigen ‘geest’ en ‘hart’. Alle gedachten in je hoofd, en alle gevoelens in je lichaam.

Denk aan het jongetje bij de vijver. Waarschijnlijk voor het eerst in zijn leven wordt hij geconfronteerd met een spiegel. Iemand die hem laat zien wat hij aan het doen is én vervolgens hem hier open vragen over stelt. Om, net als Socrates met zijn partners op de markt, samen te onderzoeken.

Het gesprek met dit jongetje vond plaats bij de vijver. Maar zoals ik hem een spiegel voorhield, houd ik ook een spiegel voor aan mijn leerlingen in de klas. Door complexe vragen, ideeën van filosofen uit heden & verleden en veel gesprekken – allemaal bedoeld om leerlingen in de spiegel te laten kijken. Waarbij ik vaak probeer om ervaringen, zoals het jongetje dat jaagt op eenden, te gebruiken om te reflecteren op jezelf. Zo hebben we bijvoorbeeld gesproken over de Deense filosoof Søren Kierkegaard en het concept ‘angst’. Angst is volgens Kierkegaard de duizeling van de vrijheid. We ervaren dit bijvoorbeeld op de rand van een afgrond als we een bergwandeling maken. We zien in dat we bij het nemen van besluiten absolute keuzevrijheid hebben – we kunnen iets wel of niet doen. Ons verstand kan dat eigenlijk niet aan en alleen al de gedachte levert een sterk gevoel van vrees op. We kunnen van de berg afspringen. Vervolgens hebben we eigen ‘angstervaringen’ besproken, waarom we die zouden kunnen hebben en wat het betekent voor ons leven. Een open gesprek in de geest van Socrates.

Helaas is ons filosofie-onderwijs op dit moment sterk gestandaardiseerd. Het heeft zich aangepast aan het neoliberale ideaal. Socrates is van de markt gehaald. Als we kijken naar de methodes dan zien we vooral dat kennis van de geschiedenis van de filosofie centraal staat. Ook de eindtermen voor de centrale examens, waar de methodes op worden gebaseerd, dragen vooral dit doel in zich: het reproduceren van ideeën van andere filosofen. Aan de academie is het bij filosofie niet veel anders: ook daar is het voornamelijk geschiedfilosofie in plaats van een open filosofisch gesprek – filosofie, in plaats van filosoferen. Of, zoals filosofie sinds de ‘wetenschappelijke revolutie’ in West-Europa en Amerika met name is gaan doen: een discipline ter ondersteuning van de wetenschap. En het behoeft volgens mij geen uitleg dat die wetenschap uiteraard weer ondergeschikt is aan de economie. De Nationale Wetenschapsagenda van het Kabinet Rutte is hiervan een prachtig voorbeeld: juist die vragen die helpen om onze winst als staat te maximaliseren worden als belangrijke vragen gezien. Zelfs de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschap beschrijft de bijdrage aan de economie als de eerste functie van wetenschap (KNAW, 2013).

Alles wat dit bevraagt, activiteiten die dit betwijfelen, dienen te worden vermeden. Openheid vinden we doodeng. Wat als de wereld zoals we die altijd hebben gezien, anders in elkaar blijkt te zitten? Wat als we in een schijnwereld hebben geleefd? Wat als we ‘fout’ zitten in de manier waarop we nu leven? Zoals het jongetje een probleemloos leven had met zijn jacht op eenden en nu opeens vragen krijgt: wat doe ik eigenlijk? Waarom doe ik dat? Is het wel goed wat ik doe? Maar zoals de onderwijzer Alcott al liet zien, het is juist die openheid die ons bewust kan maken van de werkelijkheid.

§ 3. Inzicht: hoofd & hart?

“Our mind does not gain true freedom by acquiring materials for knowledge and possessing other people’s ideas but by forming its own standards of judgment and producing its own thoughts.”
(Rabindranath Tagore, in een syllabus voor een klas van zijn school, c. 1950)

Ons onderwijs zou veel meer moeten functioneren als spiegel. Uiteraard is er een ‘basis’ nodig die helpt om met elkaar te communiceren en in de praktijk te kunnen leven – denk bijvoorbeeld aan het spreken van een taal of te kunnen lezen. Veel belangrijker is echter dat leerlingen in staat worden gesteld om eigen oordelen te vormen. Eigen oorspronkelijke ideeën te creëren. Oprecht zelf onderzoek te doen, zonder dat de uitkomst door de docent, de school of de overheid wordt vastgesteld.

Dan resteert nog wel tenminste één cruciale vraag: waartoe? Als het neoliberale ideaal als ‘reden’ heeft dat het zorgt voor maximalisatie van economische groei waarbij consumenten zo tevreden mogelijk zijn, wat is dan de ‘reden’ voor het Socratische ideaal? Wat is de waarde van de confrontatie met vragen die zorgen voor twijfel, onzekerheid en – sterker nog – onze hele idee van onszelf en de wereld om ons heen onderuit kan halen. Wat maakt het, zoals Tagore beweert, belangrijk dat we onze eigen oordelen & ideeën vormen? Kortom: Waarom is het belangrijk om in de spiegel te kijken?

Laat ik dit essay eindigen door op deze vraag in te gaan met behulp van mijn gesprek met het jongetje bij de vijver. Het jongetje is nu niet meer zo zeker of hij wel achter de eenden aan moet blijven gaan met zijn netje. Sterker nog, misschien twijfelt hij wel sterk aan zijn jacht. En, als de vraag wat langer door hem heen is gegaan, besluit hij mogelijk om het niet weer te doen. Een doel dat zijn moeder had, maar hier niet in slaagde. Is dat ook de conclusie waarop het jongetje noodzakelijkerwijs uit zou moeten komen? Was ik daar op uit met mijn vragen? Probeer ik, zoals de Socrates van Plato, iemand toch tot een inzicht te brengen die ik zelf al had?

Mijn antwoord is dubbelzinnig: ja en nee. Socrates zag zichzelf als vroedvrouw: hij probeerde mensen figuurlijk te laten bevallen van de waarheid. Iemand kán en moet zelf tot het antwoord op vragen komen. En dat antwoord ligt al in de persoon zelf! Of je nu slaaf was of generaal: iedereen kon het antwoord in zichzelf vinden. In die zin is het antwoord ‘nee’: het jongetje moet zelf inzien of de jacht op de eenden wél of niet door kan en mag gaan. Inzicht komt niet van buitenaf, het komt van binnenuit.

Socrates ging er echter óók vanuit dat zowel de slaaf als de generaal tot hetzelfde inzicht zou komen. Dat er één waarheid is die in onszelf besloten ligt. Waar we allemaal toegang toe hebben. En dat er dus ook maar één antwoord is op alle filosofische vragen. In die zin is het antwoord ‘ja’. Een jacht op eenden kan niet voor de ene persoon als ‘goed’ worden gezien en door een ander persoon als ‘slecht’. Het is een van beide.

Persoonlijk denk ik dat het jongetje uiteindelijk inziet dat hij de jacht zal moeten staken. Dat het niet goed is. En ja, ik meen net als Socrates, dat dit een waarheid is waar uiteindelijk iedereen op uit komt. En daarmee kan ik de cirkel rond maken en teruggaan naar de visie van de Veertiende Dalai Lama: we worden geconfronteerd met problemen in deze wereld die door onszelf – mensen – is ontstaan. Hij doelt hiermee onder andere op armoede, gewelddadige conflicten, mensen die moeten leven als vluchteling, het leed dat we dieren aandoen, de vernietiging van de natuur en de opwarming van de aarde. Het voorhouden van een spiegel kan helpen om deze problemen op te lossen en nieuwe problemen te voorkomen. Zoals de Dalai Lama zegt:

“We need to use education to create awareness of ethics and ways to work without emotions in order to lead a happy life. Our modern education system would be improved if it included training in how to deal with mind and emotions.”

Als we goed in de spiegel kijken worden we ons niet alleen bewust van onze eigen gedachten & emoties. We leren niet alleen hoe onze geest & hart werkt. We krijgen ook inzicht in wie we zijn, hoe we moeten leven en hoe we samen op de aarde kunnen floreren – een goed, gelukkig en vredig leven. Inzichten die we niet aan een ander kunnen opleggen. Dat zou volledig haaks staan op het Socratische ideaal. Het zijn inzichten die kunnen en moeten ontstaan van binnenuit. Voor dit essay geldt daarom hetzelfde als wat de Dalai Lama zegt over zijn boodschap:

“Think about what has been said and if you find it interesting or useful explore it further, but if you don’t, then just forget it.”

(Dit essay komt uit het boek ‘Verwonderenderwijs‘, uitgegeven door ISVW Uitgeverij, 2015)

Geef een antwoord